Leerlijnen bij IPO: integrale ontwerpinhoud
Een technisch (product-)ontwerp komt niet alleen tot stand door het volgen van een ontwerp- of project-proces en het toepassen van bijbehorende ontwerp-tools (zie H2), maar zeker ook door het integraal combineren van kennis en vaardigheden uit verschillende vakgebieden. Die kennis en vaardigheden zijn bij IPO-Windesheim verdeeld in 4 inhoudelijke programma-delen, de zogenaamde leerlijnen: ‘werking’, ‘maken’, ‘beleving’ en ‘verkopen’. Wij spreken bij IPO-Windesheim van een integraal ontwerp wanneer je alle 4 leerlijnen in voldoende mate verwerkt hebt in de oplossing; dat levert per slot van rekening de meeste kans op een haalbare oplossing.
Hieronder volgt per leerlijn een korte beschrijving van: 1) de visie op de leerlijn (waartoe leren ze) met uitleg van de leerdoelen (dus een definitie van ‘voldoende mate’ zoals hierboven bedoeld), 2) een beschrijving van de uitvoering (hoe leren ze) van de leerlijn in de zgn. variant onderwijseenheden (VOE’s) en relatie tot projecten, en 3) de wijze van toetsing (hebben ze het geleerd). Aan het eind van dit hoofdstuk wordt weergegeven hoe de inhoud en leerdoelen van de leerlijnen in relatie staan tot de BoKS (Body of Knowledge and Skills) en de competenties in de competentiematrix (zie H3.5). Zodoende geeft dit hoofdstuk dus weer hoe onze leerlijnen samenhangen met het te behalen eindniveau van onze opleiding.
3.1 Leerlijn ‘Werking’
3.1.1 Visie op ‘Werking’: waartoe en wat leren studenten?
In de leerlijn ‘Werking’ staat het functioneren van een product (of dienst) centraal: studenten leren hoe en waarom een product technisch werkt. Door het aanleren van enkele analytische tools en hun toepassingen, kunnen studenten van een product een fysisch, mechanisch of wiskundig model maken, zowel op het niveau van productonderdelen als op het niveau van technische werking van het geheel. Hiermee is de student in staat een gefundeerde uitspraak te doen over de werking van zijn ontwerp. Door het volgen van deze leerlijn heeft de student:
- Basiskennis van natuurkundige principes achter de werking van producten
- Basiskennis van wiskunde en rekenvaardigheid
- Basiskennis van diverse technische vakdisciplines (Electrotechniek, Informatie en Communicatie Technieken, Werktuigbouwkunde)
- Basiskennis van enkele reeds uitgevonden werkingsmechanismen
- Technisch analytisch vermogen
- Basiskennis en vaardigheid in het mechanisch modelleren, doorrekenen, interpreteren en dimensioneren van (delen van) een product
De belangrijkste leerdoelen per leerjaar van de leerlijn ‘Werking’ zijn:
Leerdoelen leerlijn ‘Werking’ 1e leerjaar | |
Kennis | Basiskennis van (de voor de ontwerper relevante onderdelen van) de wiskunde (Factoriseren, soscastoa, sinus/ cosinusregel, differentiëren) |
Basiskennis van (de voor de ontwerper relevante onderdelen van) de Natuurkunde (krachten, beweging, warmte, gassen, vloeistof (Archimedes)) | |
Basiskennis van (de voor de ontwerper relevante onderdelen van) de Mechanica (VLS, snedemethode, knooppuntenmethode, spanning, safety factor) | |
Basiskennis van programmeren | |
Vaardigheden | Zorgvuldig gebruik van niet-grafische rekenmachine, liniaal en schrijfwaar |
Toe kunnen passen van goniometrie en algebra | |
Kunnen rekenen aan Natuurkundige modellen | |
Kunnen rekenen aan Mechanica modellen: VLS, evenwichtsvergelijkingen, krachtendriehoek | |
Toepassing | Eerste ontwerpen doorrekenen in variatie van modellen in de theorieles |
Eerste technische inzichten toepassen in projecten | |
Zelfstandig uitwerken in practicumverslagen | |
Leerdoelen leerlijn ‘Werking’ 2e leerjaar | |
Kennis | Kennis van ‘vergeetmenietjes’ |
Kennis van sterkte en stijfheid terminologie en formules | |
Kennis van de werking en toepassing van (voor de ontwerper relevante) machine onderdelen | |
Kennis van mechanismen en hun toepassing | |
Kennis van de werking van bestaande producten | |
Vaardigheden | Sterkteberekening maken en uitkomsten interpreteren |
Stijfheidsberekeningen maken | |
Systeemdenken | |
Zorgvuldig grafisch rekenmachinegebruik | |
Logisch verslagleggen | |
Werking van bestaande producten kunnen begrijpen en uitleggen/ presenteren | |
Bekende mechanismen te vertalen voor een toepassing in een nieuw product | |
Een eenvoudig interactief model kunnen maken (incl. programmeren) | |
Toepassing | Verantwoorde inzet van mechanische en wiskundige en natuurkundige modellen in ontwerp-optimalisatie |
Sterkte(controle)berekeningen kunnen toepassen, onderbouwen en doorvoeren in ontwerp |
3.1.2 Leerlijn ‘Werking’ – Uitvoering: hoe leren ze?
In de lessentabellen van de Propedeuse en het Tweede Studiejaar (zie H1.2) is te zien dat de leerlijn ‘Werking’ in de semesters 1 t/m 4 respectievelijk 4-, 4-, 4- en 3 EC’s omvat, dus in totaal 15 EC’s in de eerste twee studiejaren tezamen.
In het roosteroverzicht (ook bekend onder de naam ‘blauwe blokjes schema’, zie H1.2) is de programmering van de ‘variant onderwijseenheden’ (VOE’s of vakken) te zien. Voor leerjaar 1 betreft dit modules Wiskunde, Natuurkunde en Mechanica die in klassikale lessen en practica worden aangeboden. Deze vakken worden bovendien sterk ondersteund door (zowel eigen ontwikkelde als extern beschikbare) kennisclips, oefenstof via Khan Academy (https://www.khanacademy.org/) en enkele practica. Voor leerjaar 2 gaat het om ‘Construeren voor Betrouwbaarheid’ en ‘Technische Concepten’, eveneens aangeboden in klassikale lessen en practica en ondersteund door kennisclips (blended learning principe).
3.1.3 Leerlijn ‘Werking’ – Toetsing: hebben ze het geleerd?
Toepassing van de geleerde kennis en vaardigheden vindt plaats in tentamens, practica en in projecten, zoals vastgelegd in de VOE beschrijvingen in Educator en in de ELO. Tentamens en practica zijn specifiek gekoppeld aan de afronding van de betreffende VOE’s en hebben vooral betrekking op kennis- en vaardighedenontwikkeling overeenkomstig de BoKS. Toepassing van de kennis en vaardigheden uit de leerlijn ‘Werking’ in projecten vindt parallel plaats, vaak door aparte cijfers voor de toepassingen van de tools (zie H2) en houdt in dat bij projecten zowel assessment plaats vindt op basis van competenties alsook de BoKS. De wijze waarop de gehele leerlijn bijdraagt aan de ontwikkeling van competenties en aan de BoKS onderdelen is opgenomen in de competentiematrix in H3.5.
3.2 Leerlijn ‘Maken’
3.2.1 Visie op ‘Maken’: waartoe en wat leren de studenten?
In de Leerlijn Maken leren studenten hoe je een product maakt, dus het omzetten van een ontwerp naar fysieke werkelijkheid (of mogelijk dienst of software), zowel op het niveau van enkelvoudige modellen en prototypes als op het niveau van industriële productie. Door het volgen van deze leerlijn heeft/kan de student:
- Basiskennis van een aantal veelgebruikte materialen en industriële productietechnieken.
- Vaardigheid in het maken van modellen, waarmee verschillende aspecten (maak, beleef, verkoop, werkt) van een ontwerp getest kunnen worden.
- Vaardigheid in het gebruik van materiaal databases, onderbouwde keuzes maken voor materialen en productietechnieken in een ontwerp en afleiden en toepassen van ontwerpregels. Daarbij ook aspecten mbt MVO (maatschappelijk verantwoord ondernemen) in beschouwing nemen.
- Een ontwerp industrieel productierijp maken en het resultaat documenteren in CAD.
Leerdoelen leerlijn ‘Maken’ 1e leerjaar | |
Kennis | Basiskennis van een aantal veelgebruikte materialen en industriële productietechnieken |
Basiskennis MVO (maatschappelijk verantwoord ondernemen) – aspecten voor productontwerp mbt materiaalkeuze | |
Vaardigheden | Gebruik van materiaal-database, onderbouwde keuzes maken voor materiaal en productietechniek, begrip voor invloed van deze keuzes op productontwerp |
Kunnen maken van enkele verschillende soorten modellen om verschillende aspecten van een ontwerp te testen | |
Inzet van 3D-CAD als ontwerptool | |
LIDS wiel analyse kunnen uitvoeren | |
Toepassing | Materiaal en productiekeuzes kunnen doorvoeren in ontwerp |
Inzet van modellen in ontwerp-optimalisatie | |
Inzet van CAD (3D en 2D) voor ontwerpdocumentatie | |
Leerdoelen leerlijn ‘Maken’ 2e leerjaar | |
Kennis | Kennis van een redelijk aantal materialen en industriële productietechnieken en standaard inkooponderdelen |
Kennis MVO (maatschappelijk verantwoord ondernemen) – aspecten voor productontwerp | |
Vaardigheden | Gebruik van materiaal-database, onderbouwde keuzes maken voor materiaal en productietechniek, doorvoeren van gerelateerde ontwerp-regels in productontwerp |
Kunnen maken van alle verschillende soorten fysieke modellen en digitale simulaties om maak-, beleving-, werking- en verkoop-aspecten te testen | |
3D CAD kunnen gebruiken als ontwerptool | |
LIDS wiel analyse kunnen uitvoeren en conclusies trekken | |
Toepassing | Materiaal en productiekeuzes kunnen onderbouwen en doorvoeren in ontwerp |
Verantwoorde inzet van modellen in ontwerp-optimalisatie | |
Inzet van 3D CAD als ontwerptool in de tweede helft van een project | |
MPO analyse kunnen uitvoeren en conclusies kunnen toepassen in project |
3.2.2 Leerlijn ‘Maken’ – Uitvoering: hoe leren de studenten?
In de lessentabellen van de Propedeuse en het Tweede Studiejaar (zie H1.2) is te zien dat de leerlijn ‘Werking’ in de semesters 1 t/m 4 respectievelijk 4-, 4-, 4- en 3 EC’s omvat, dus in totaal 15 EC’s in de eerste twee studiejaren tezamen.
In het roosteroverzicht (‘blauwe blokjes schema’, zie H1.2) is de programmering van de ‘variant onderwijseenheden’ (VOE’s) te zien. Voor leerjaar 1 betreft dit de onderwerpen Modelmaken, Werkplaatstechnieken, Materialen & Productie, en CAD; en voor leerjaar 2 betreft het de onderwerpen Construeren voor Productie, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en voortgezette CAD. Deze onderwerpen kennen zowel een theoretische als praktische component waarbij sterk gelet is op de toepassing van kennis en tools. Er is tevens gelet op de aansluiting van de inhoud van deze onderwerpen met de parallel lopende projecten (zie H2). Het praktijkgerichte karakter van deze leerlijn komt verder sterk tot uiting door het beperkt (maar nodig) aantal theorie-toetsen en het grote aandeel praktijk-toetsen (opdrachten). Er moet dus ook daadwerkelijk wat ‘gemaakt’ worden.
3.2.3 Leerlijn ‘Maken’- Toetsing: hebben ze het geleerd?
Per VOE is in de lessentabellen en het roosteroverzicht aangegeven welke toetsing er plaatsvindt (‘p’ of ‘t’: verwijst naar een praktijkopdracht of theorie-toets/tentamen). Details van de wijze van toetsing zijn opgenomen in Educator en de ELO. Ook voor deze leerlijn geldt dat aan welke competenties en aan de BoKS onderdelen deze leerlijn bijdraagt, is opgenomen in de competentiematrix in H3.5.
3.3 Leerlijn ‘Beleving’
3.3.1 Visie op ‘Beleving’: waartoe en wat leren ze?
In de Leerlijn Beleving ontwikkelen studenten een juiste attitude, begrip en onderzoekende houding om de gebruiker en zijn beleving centraal te stellen in het gehele ontwerp- en ontwikkeltraject. Onder product-beleving wordt verstaan het totale beeld van bewust en onbewust ervaren van het product. Door het volgen van deze leerlijn heeft/kan de student:
- Actief waarnemen. Dat wil zeggen zich voorstellen hoe een product ervaren wordt en kan benoemen welke elementen deze ervaring te werkstellen of hier invloed op hebben.
- Zich inleven / verplaatsen in meerdere gebruikers(groepen), en weet dit ook te communiceren in woord en beeld.
- Een woordenschat ontwikkeld om belevingsaspecten te communiceren en bewust te maken.
- Een ontwerp/vormgevingsvisie ontwikkelen, gebaseerd op mens-context-productrelaties.
- Aan de hand van een (eigen) visie of concreet doel, gericht en methodisch verbeteringen ten aanzien van de productbeleving doorvoeren.
- Basiskennis van de drie gebieden in ergonomie en vaardigheden in een aantal veelgebruikte ontwerpstappen.
- Branding/merk-identiteitsaspecten onderkennen en toepassen in een ontwerp.
- Kennis van een basiscultuur vormgeving (geschiedenis en actueel) waaraan nieuwe ontwerpen gerelateerd kunnen worden.
Dit stelt de student in staat om vanuit veel facetten te de productbeleving te ontwerpen.
Leerdoelen leerlijn ‘Beleving’ 1e leerjaar | |
Kennis | Basiskennis op de drie niveaus van ergonomie: fysiek / sensorisch en cognitief. |
Basiskennis interface design | |
Basiskennis van ontwerpen op veiligheid, Design for All | |
Basiskennis visuele perceptie, vormtalen (semantiek, kleurgebruik, composities), esthetische effecten en middelen. | |
Kennis historische en actuele design-stromingen | |
Vaardigheden | Het algemene leerdoel is dat de student een actieve houding ontwikkelt ten aanzien van het gebruik van het product door de gebruiker.
o Hij/zij is in staat om op grond daarvan het product nauwkeurig aan te passen aan de mogelijkheden en wensen van de gebruiker. o Hiervoor kan hij / zij basis ontwerpstappen en modellen op het gebied van fysieke, cognitieve en sensorische ergonomie toepassen o Gebruik van databases met antropometrische gegevens (Dined etc.) o Bewustzijn van ‘niet-harde’ belevingsaspecten van een product. |
Maken van correcte “visueel-grammaticale” composities | |
Het onder woorden kunnen brengen van verschillende vormtalen en belevingsaspecten. | |
Een basis idee op verschillende manieren kunnen vormgeven. | |
Methodisch onderbouwen van keuzes voor vormgeving (o.a. vorm, maatvoering, kleur) vanuit de gebruiker / consument. | |
Toepassing | Vormvariatie – schetsen kunnen maken in project |
Ontwerp visie kunnen formuleren en visualiseren | |
Vorm, kleur, materiaal, textuurstudies kunnen maken in project | |
Rol van de gebruiker in het ontwerp meenemen. | |
Leerdoelen leerlijn ‘Beleving’ 2e leerjaar | |
Kennis | Gebruikspsychologie: beslissingsgedrag consumenten, factoren die gedrag bepalen en beïnvloeden (theorie, cases, experimenten in les). |
Scenario-based design. | |
Interaction Design (& ook verdieping van Sensorische en Cognitieve ergonomie). | |
Kennis van verschillende doelgroepen en consequenties van doelgroepkeuze (vormgevings-, ergonomische en gebruiksaspecten, aansluiting / geen overlap met verkoop). | |
Technieken voor gebruiksonderzoek: onder andere kwantitatief en kwalitatief onderzoek (focusgroep, observatietechnieken, probing, creatieve methodes…). Basiskennis voor het zelf opzetten van een gebruiksonderzoek (onderzoeksvragen en vooral wat wel en niet mogelijk is.) | |
Verdieping in semantische kennis. | |
Vaardigheden | Interaction Design & Controls en displays: sensorisch en cognitief |
Vormstudies 2D en 3D in ontwerpopdracht. Maken van semantische studies. | |
Het concreet maken van een vormgevingsvisie zowel visueel als in woorden. Ontwikkelen van professionele woordenschat van belevingsaspecten | |
Onderbouwd vaststellen van een doelgroep voor het product. Vertaalslag maken van gebruiker / doelgroepkeuze naar ontwerpeisen | |
De student is in staat om actief gebruiksonderzoek uit te voeren en daaruit de gevolgen te halen voor de verbetering van het productontwerp | |
Toepassing | Gebruiksonderzoek aan de hand van modellen in project |
Gebruiksonderzoek vergelijkende producten door middel van verouderingspak in project | |
Veiligheidsanalyse | |
Vormgeving coaching in project; optimalisatie en detaillering op basis van vormgeving | |
Interface en interactie aspecten coaching in project | |
Visueel – grammaticaal en semantisch correcte vormvoorstellen maken in project | |
De juiste tools (bijv. contextmapping, storyboard, collages, etc.) weten te kiezen (en toe te passen) om gebruikersvraagstukken boven water te krijgen, een visie te ontwikkelen en te communiceren |
3.3.2 Leerlijn ‘Beleving’ – Uitvoering: hoe leren de studenten?
In de lessentabellen van de Propedeuse en het Tweede Studiejaar (zie H1.2) is te zien dat de leerlijn ‘Beleving’ in de semesters 1 t/m 4 respectievelijk 4-, 4-, 3- en 4 EC’s omvat, dus in totaal 15 EC’s in de eerste twee studiejaren tezamen.
In het roosteroverzicht (‘blauwe blokjes schema’, zie H1.2) is de programmering van de ‘variant onderwijseenheden’ (VOE’s) te zien. Voor leerjaar 1 betreft dit de onderwerpen vormgeving, ergonomie en design geschiedenis; en voor leerjaar 2 betreft dit voortgezette vormgeving, voortgezette ergonomie en gebruikersonderzoek/gebruikerspsychologie. De vakken zijn sterk gericht op interactie en vragen ook van de student een visie-, beeld- en mening-vorming t.a.v. het vakgebied en zijn of haar positie daarbinnen. In de leerlijn Beleving staan alle vormen van interacties tussen product en gebruiker centraal. Veel van de onderwijsvormen zijn dan ook gericht hierop: het uitwisselen van -, communiceren over -, bedenken van – en toetsen van ervaringen die van waarde zijn voor de gebruiker en andere stakeholders.
3.3.3 Leerlijn ‘Beleving’- Toetsing: hebben ze het geleerd?
Per VOE is in de lessentabellen en het roosteroverzicht aangegeven welke toetsing er plaatsvindt (‘p’ of ‘t’: verwijst naar een praktijkopdracht of theorie-toets/tentamen). Details van de wijze van toetsing zijn opgenomen in Educator en de ELO. Het sterk toepassingsgericht karakter van deze leerlijn is ook te herkennen in het feit dat alleen in leerjaar 1 drie van de zeven toetsen een theoretische toets is, en in leerjaar 2 alle acht toetsen praktijktoetsen zijn. Ook voor deze leerlijn geldt dat aan welke competenties en aan de BoKS onderdelen deze leerlijn bijdraagt, is opgenomen in de competentiematrix in §3.5.
3.4 Leerlijn ‘Verkopen’
3.4.1 Visie op de leerlijn ‘Verkopen’: waartoe en wat leren ze?
In de Leerlijn Verkopen ontwikkelen studenten een juiste attitude, begrip en onderzoekende houding om in staat te zijn productontwerpen te plaatsen in een breder commercieel kader. Hierbij is van belang dat de student in staat is anderen te overtuigen van de kracht van zijn of haar ontwerp en van zijn/haar eigen kunnen als ontwerper. Daarnaast is kennis van markten en commerciële context en aspecten van productontwikkeling een belangrijke factor binnen de leerlijn. Door het volgen van deze leerlijn heeft/kan de student:
- Overtuigend communiceren door visuele en mondelinge presentatie, alsmede door middel van rapportage.
- Markten en doelgroepen onderzoeken en in kaart brengen. Tevens kan de student de hieruit verkregen informatie vertalen naar zijn of haar ontwerp.
Het te ontwerpen product plaatsen in een bredere commerciële context. Hierbij kan worden gedacht aan de rol van een product in een groter geheel, maar ook aan bedrijfseconomische zaken als verdienmodellen en kostprijscalculatie.
Leerdoelen leerlijn ‘Verkopen’ 1e leerjaar | |
Kennis | Kennis en begrip van verdienmodellen en het ontwerpen daarvan |
Kennis en begrip van kostprijscalculatie | |
Kennis en begrip van marktonderzoeksmethodiek | |
Kennis en begrip van productpositionering | |
Vaardigheden | De student kan overtuigend mondeling presenteren |
De student kan middels handschetsen ideeën delen met anderen | |
De student beschikt over basis-onderzoek vaardigheden | |
Toepassing | Het doen van concurrentieonderzoek in relatie tot te ontwerpen product |
Uitspraken doen over de marktpositionering van het ontworpen product | |
Ontwikkeling van verdienmodel | |
Het maken van een onderbouwde kostprijscalculatie | |
Visuele communicatie door middel van schetsen | |
Visuele communicatie met behulp van grafische software | |
Mondelinge presentaties | |
Leerdoelen leerlijn ‘Verkopen’ 2e leerjaar | |
Kennis | Kennis en begrip van businesscases, qua inhoud en opbouw |
Kennis en begrip van merkenstrategie | |
Inzicht in de betekenis van investeringen en de keuzes daarin | |
Kennis en begrip van de basis van marketingcommunicatie | |
Vaardigheden | De student is in staat een businesscase op te stellen voor een te ontwikkelen product en/of dienst |
De student kan een marketingcommunicatiestrategie opstellen en deze te vertalen naar de businesscase | |
De student kan ontwerpbeslissingen vertalen naar investeringen en kostprijs | |
De student kan schriftelijk overtuigend communiceren | |
De student kan zowel digitaal als met de hand visueel overtuigende presentatietekeningen maken op een gevorderd niveau | |
Digitaal tekenen | |
Technieken tekenen, materialen tekenen | |
Toepassing | Binnen project een volledige businesscase schrijven |
Schriftelijke rapportage | |
Visuele presentatie van ideeën en concepten op een gevorderd niveau |
3.4.2 Leerlijn ‘Verkopen’ – Uitvoering: hoe leren de studenten?
In de lessentabellen van de Propedeuse en het Tweede Studiejaar (zie H1.2) is te zien dat de leerlijn ‘Verkopen’ in de semesters 1 t/m 4 respectievelijk 4-, 4-, 3- en 4 EC’s omvat, dus in totaal 15 EC’s in de eerste twee studiejaren tezamen.
In het roosteroverzicht (‘blauwe blokjes schema’, zie H1.2) is de programmering van de ‘variant onderwijseenheden’ (VOE’s) te zien. Voor leerjaar 1 betreft dit de onderwerpen handschetsen, digitale beeldbewerking, marketing en professionele communicatie; en voor leerjaar 2 betreft dit bedrijfseconomie, voortgezet handschetsen, en verdere professionele communicatie. De leerlijn is gericht op de commerciële positie die een product/ontwerp inneemt, maar ook de commerciële positie die de ontwerper zelf inneemt; en het adequaat kunnen communiceren als ontwerper. Dit betreft communicatie in gesproken woord, geschreven woord, én in beeld; en de onderwijs- en toets vormen zijn dan ook overeenkomstig gekozen.
3.4.3 Leerlijn ‘Verkopen’- Toetsing: hebben ze het geleerd?
Per VOE is in de lessentabellen en het roosteroverzicht aangegeven welke toetsing er plaatsvindt (‘p’ of ‘t’: verwijst naar een praktijkopdracht of theorie-toets/tentamen). Details van de wijze van toetsing zijn opgenomen in Educator en de ELO. Slechts de taaltoetsen zijn zgn. theoretische (t-) toetsen; bij alle andere toetsen in deze leerlijn gaat het om praktijkgelijkende opdrachten. Ook voor deze leerlijn geldt dat aan welke competenties en aan de BoKS onderdelen deze leerlijn bijdraagt, is opgenomen in de competentiematrix in H3.5.
3.5 De compentiematrix: samenhang tussen Leerlijnen, Variant Onderwijs Eenheden (VOE’s), BoKS en competenties.
Met name binnen de leerlijnen en projecten in leerjaren 1 en 2, is er sprake van overdracht van basiskennis en-vaardigheden tot de vorming van een product ontwerper. In stages, minoren en in het afstudeerproject wordt meer en meer specifieke kennis hieraan toegevoegd en is sprake van verdieping in de competenties tot het uiteindelijke IPO ingenieurs-profiel. Wat betreft kennis-inhoud van de opleiding is de landelijke IPO-BoKS (Body of Knowledge and Skills) maatgevend [ref…] en wat betreft de competenties geldt het landelijk IPO-competentieprofiel [ref…]. Om aan te geven hoe onze onderwijseenheden bijdragen aan het uiteindelijke profiel van de industrieel product ontwerper, is in de matrix hieronder is voor de leerjaren 1 en 2 per VOE aangegeven:
- Aan welke IPO-competentie de VOE voornamelijk bijdragen levert (D)
- Een welk IPO-BoKS element de VOE voornamelijk bijdraagt (d)
Bovendien is per VOE het aantal EC (European Credit – maat voor de studiebelasting: 1 EC = 28 studiebelastingsuren)) en de fase weergegeven.